Door: Frank Gerritsen
In al maar toenemende mate wordt er gepubliceerd over bovenstaande onderwerpen, naast elkaar en/of in samenhang met elkaar.
Het lijkt erop dat we hierop moeten anticiperen en daarmee, dat we hier tot een maatschappelijke keuze moeten komen: waarvoor te kiezen en waarom?
Ook is er al 100 jaar de sociaal-maatschappelijk impuls van de ‘Sociale Driegeleding’ en daar klinken bedenkingen m.b.t. bijv. een basisinkomen. En dat, terwijl je nu toch inmiddels al wel kan vaststellen dat er eigenlijk geen ontkomen meer aan is, juist omdat het werk meer en meer gerobotiseerd wordt.
Een opinie over dit onderwerp.
Ik denk, dat het bovenbedoelde vraagstuk sterk verbonden is met misschien wel alle onderwerpen, welke op deze website aan de orde komen.
De eerste vraag n.a.v. het Basisinkomen zou hier denk ik moeten zijn: welke samenleving willen we vormgeven?
Stellen we deze vraag niet vooraf en gaan we om die reden er al automatisch van uit dat de vormgeving van de samenleving ‘al vastligt’ en dat doen we doorgaans al direct, alhoewel onbewust, dan ligt op zekere hoogte daarmee het antwoord ook al vast. De samenleving waarin wij verkeren heeft een vorm en bij die vorm behoort een plan, ook al weten we niets van dat plan. Dat plan heeft dus ook een doel en de weg naar dat doel kent zoals gewoonlijk opeenvolgende stadia van afwikkeling met bijbehorende wetmatigheden.
Wat bij het plan m.b.t. de vormgeving van de huidige samenleving opvalt is, dat er in feite nooit over gesproken wordt of, indien afgedwongen, uitsluitend over een specifiek deelgebied. En dan zo, dat dit een gesprek wordt tussen uiteindelijk specialisten, meestal actief op precies dit deelgebied(je), die vervolgens op onnavolgbare wijze zich te buiten gaan aan ‘wetenschappelijke complexiteit’, waarin deze experts(!) elkaar ook nog voortdurend ‘tegenspreken’ en waarbij al gelijk wel vaststaat, dat het voor de samenleving ontoegankelijke kost is, kost, die deze samenleving dus dan ook maar geheel moet toevertrouwen aan deze experts. En wat heden ten dage daarbij ook nog opvalt is, dat er op het gebied van expertise een steeds grotere overlap plaatsvindt tussen wetenschap, politiek, journalistiek en ten laatste ook het (dreigende) bedrijfsleven. Dreigende bedrijfsleven, in die zin, dat het hier dan hoofdzakelijk gaat om internationaal opererende bedrijven, welke steeds dreigen hun vestigingen te sluiten, wanneer onze samenleving zo ‘onverstandig’ zou zijn om niet uiteindelijk tot door politiek en wetenschap gedragen keuzes te komen, ondersteund door de algemene meningsvorming, welke door de algemene media gevormd wordt.
Zij, die ‘doorzeuren’ over wat nu precies het plan inhoudelijk betekent, worden al snel monddood gemaakt op uiteenlopende manieren, niet in de laatste plaats door juist diezelfde media. Dus over het uiteindelijke plan m.b.t. de vormgeving van onze maatschappij komen we als burger niets te weten, behoudens dan die niet aflatende stroom van complexiteiten en tegenstellingen die geproduceerd worden door de kennelijke hoofduitvoerders van dit plan. En ik denk, dat we ervan uit mogen gaan, dat de meeste van deze uitvoerders zichzelf de vraag naar dit plan nog nooit gesteld hebben, laat staan dat men er iets over weet. Een aantal onder hen zal er wel iets over weten, zij die meer onderdeel zijn van het systeem waar het plan vandaan komt. En zo verneem je soms een nieuw, onbekend feit, min of meer toevallig…
En dan is er ook nog het doel! Het doel verbergt zich in grote duisternis, het is werkelijk compleet onzichtbaar, er is niets over bekend, althans er is niets over bekendgemaakt door die enkeling die het doel kent en ten koste van al het denkbare en ondenkbare nastreeft. De mensheid als zodanig kent het niet en stelt zich hierover ook zelden echte (creatieve) vragen; de uitvoering van het plan is immers al moeilijk genoeg…
Toch werd er meer dan 100 jaar geleden al veel bekend gemaakt over dit nog altijd onbekend gebleven doel, met name door natuurwetenschapper en filosoof Rudolf Steiner. In dit verband heeft hij vaak gesproken en geschreven over toen- en ook nu bestaande occulte loges. Tegenwoordig is, met name op het internet, veel meer bekend geworden over deze loges en ook over de zeer vele hoogwaardigheidsbekleders uit voornamelijk politiek, bedrijfsleven (w.o. de inmiddels de vele internationale militair-industriële complexen), internationale bankorganisaties, wetenschap en media, die zich op de een of andere wijze met deze occulte*) loges verbonden hebben.
*[ Occult houdt in dat het gaat om een organisatie met z.g. inwijdingsniveaus, waarbij elk niveau leidt naar een volgende fase van verantwoording, organisatie en bijbehorende kennis en waarbij de kennisdrager deze kennis niet zelf verwerft, maar wordt aangereikt door mede-ingewijden van dat niveau. Op deze wijze ontstaat er een steeds toenemende afhankelijkheidsrelatie in (occulte) kennis t.b.v. de eveneens toenemende uitvoerende verantwoordingsverplichtingen. ]
Vele mensen hebben door de schade en schande in onze wereld oog gekregen voor-, zijn verbanden gaan zien in samenhangen tussen deze loges, de wereldoorlogen, de Russische revolutie, NAVO (GLADIO), etc. Behalve publicaties van onderzoeken op het internet zijn er nu ook in verscheidenheid een opvallend toenemend aantal gedrukte, niet zelden ook wetenschappelijke publicaties verschenen, meestal in boekvorm en vaak goed gedocumenteerd. Er is inmiddels op historisch vlak veel aanwijsbaar geworden uit verjaarde openbare publicaties van o.m. openbare instanties.
De eerste vraag n.a.v. het Basisinkomen zou hier denk ik moeten zijn: welke samenleving willen we vormgeven? (2)
Stellen we ons deze vraag wel, dan komen we op een lastig begaanbare weg terecht. Bij “willen we” blijkt dat nog niet direct, het begrip “we” lijkt ruimte te geven. Maar om te voorkomen dat het antwoord dat vanuit “wat willen we” klinkt niet gelijk in chaos vervalt, omdat iedereen steeds toch wat anders wil of bij nader inzien opnieuw richting wil bepalen, etc., moet de vraag eerst toch zijn: “wat wil ik, hoe wil ik de samenleving dan vormgeven?”.
Wat wil ik, dat wordt al snel erg lastig als het concreet moet worden. Want als ik iets wil, wie is die ik, die ik “ik” noem dan eigenlijk precies? Of te wel, dit lijkt in de gehele voorafgaande vraag toch welk de kern van die vraag te zijn, “wie ben ik?” En als daar een antwoord op zal komen, dan komt er misschien zicht op “wat wil ik?”
Basisinkomen
Van mensen op middelbare leeftijd of al eerder valt vaak te beluisteren: “Als ik met pensioen ben, dan…” Er klinkt dan natuurlijk van alles en nog wat, de gemeenschappelijke drager is hier in het algemeen: verlangens, wensen en dromen. Niet anders is het op een doordeweekse dag m.b.t. het komend weekeind, de komende vakantieperiode, etc. Je ontkomt er zelf haast niet aan om zoiets soms zo te ‘denken’ en ja, sommige mensen hebben er een specialisme van gemaakt…
Wat uit de praktijk van het voorgaande blijkt is, dat het zelden gaat over iets wat je werkelijk wilt. De voornemens worden soms nauwelijks of helemaal niet nog omgezet in dòen, de wens (b)lijkt zelfs vergeten. En de vakantie, het weekeind en meer nog “het pensioen” valt tegen of niet zelden, in het tegendeel van wat zich in het verlangen, etc. uitte.
Ook hier wordt de kernvraag zichtbaar: “Wie ben ik?” “Wat wil ik?” Als je doet wat je wilt, dan ben je heel zeker een gelukkig mens, ook bij slecht weer en zo voorts…
Bij Basisinkomen komt het denk ik ook op deze vraag aan. Want: welke vorm zoek ik bij onze samenleving. En na een gevonden antwoord kan je je in feite pas de vraag stellen, hoe verhoudt zich mijn gewilde samenleving met het idee “Basisinkomen”.
De vraag wordt dan anders, bijv. “hoe wil ik me verhouden met mijn omgeving?” en “hoe wil ik, dat mijn omgeving zich verhoudt met mij?” Dat is al behoorlijk concreet. Want met het begrip Basisinkomen heb je het heel concreet over deze verhoudingen. Je moet het uit het anonieme halen om te voorkomen dat je anders zelf in de anonimiteit verdwijnt.
Sla je de vraag “wat wil ik” over, dan blijft de vraag naar een Basisinkomen m.b.t. je eigen verhouding hierin in feite onbewust, dan bouw je deze vraag op met anonieme afhankelijkheden, afhankelijkheden met mensen en mensengroepen die je niet kent, die jou niet kennen en waar je eigen wilsvraag daarmee op drijfzand rust.
Dat kan dan als volgt gaan:
“Een basisinkomen is gerechtvaardigd, omdat er steeds meer werk door steeds minder mensen wordt gedaan vanwege bijv. robotisering. (Dit is niet onwaar, maar zeker ook niet het enige hiermee verbonden feit, maar dat doet nu verder even niet ter zake).
En als er een Basisinkomen zal zijn, kan iedere mens in de samenleving veel onafhankelijker voor werk kiezen in wat hij wil in die samenleving: veel werk doen of juist minder – kiezen voor werk wat je belangrijk vindt – kiezen voor leuke collega’s – etc. En hierdoor verandert de samenleving ten goede, omdat de kwaliteit van werk er weer toe zal doen, mensen veel meer gemotiveerd zijn in hun vrij te kiezen werkzaamheden, etc.
Een Basisinkomen is ook betaalbaar, want er is geld genoeg voor iedereen, als we dit geld rechtvaardiger verdelen. En door motivatietoename zal de productiviteit in het werk niet behoeven te lijden. Enz.
Het bovenstaande vormt slechts enkele argumenten, er zijn er vele! En er zijn grote idealen mee te verbinden.”
Echter, er is één probleem vanuit deze soort stellingname: het is afhankelijk, het staat niet op zichzelf en daarmee kan de vraag “wat wil ik” slechts ten dele worden gesteld en daardoor uiteindelijk niet worden uitgevoerd. Want de vraag “wat wil ik” begint bij jezelf en de bovenstaande voorstelling van zaken begint in de samenleving zoals deze nu is, anders dan hoe je deze zelf zou willen vormgeven, bijv. om het Basisinkomen als een maatschappelijke vanzelfsprekendheid bestaansrecht te verlenen.
Of te wel, de vraag Basisinkomen stelt de politieke vraag aan onze huidige maatschappij, zullen we dit Basisinkomen invoeren? Aan wie wordt deze vraag zo gesteld? Aan de anonimiteit…
Waarom? Onze huidige samenleving beslist in snel toenemende mate helemaal niet meer over zichzelf. We hebben een samenleving (laten) vorm-(ge)geven waarin de economische middelen in al maar toenemende mate in handen komen van financiële instituten, terwijl deze instituten weer in handen zijn gekomen van private rechtspersonen (meestal privéondernemingen). Lokale- en nationale- bedrijven en instituties en ook (semioverheids-)diensten hebben nadien veelal hun financiële middelen gedeeltelijk of geheel verloren, omdat deze werden afgeroomd voor allerlei al of niet politieke ‘eenmaligheden’, etc. waardoor oorspronkelijk vermogen werden omgezet in schuldposities. (Denk hierbij bijv. aan de nog recente verkoop van nutsbedrijven bijv. energiebedrijven.) Dit is kennelijk heel doelbewust zo uitgevoerd, er zijn wereldwijd nauwelijks uitzonderingen en de uitzonderingen op deze toestand, die er zijn laten zien, dat er in dat geval plaatselijke-, landelijke- of geopolitieke oorzaken voor zijn; landen welke zich enigermate aan dit patroon wisten te onttrekken, kennen in het algemeen een andere politiekmaatschappelijke structuur. Mede door deze politieke betrokkenheid, krachtig ondersteund door media en tegenwoordig in sterk toenemende mate ook door de wetenschap, kon deze buitengewoon eenzijdige ontwikkeling ook nog de onafhankelijkheid van ons rechtsleven aantasten, waarmee de bedoelde voor iedereen geldende ‘gelijkheid in rechten’ steeds verder ‘onder druk’ is komen te staan.
Stel er komt een politieke keuze voor het Basisinkomen… dan zijn afhankelijkheden van particuliere financiële instellingen, bedrijfsleven en verdere politieke besluitvorming m.b.t. fiscale instrumentaria, enz. dus onvermijdelijk. Of te wel, de gemeenschap is hier totaal afhankelijk van hen, die de huidige maatschappelijke situatie al of niet volbewust zelf gecreëerd hebben.
Zeker hoeft dit een Basisinkomen helemaal niet in de weg te staan, echter over de voorwaarden welke erbij gesteld zullen ‘moeten’ worden hebben we niets in te brengen. Het kan niet anders of de voorwaarden leiden ons op de kortste weg naar een wereldregering. De vraag “wie ben ik en wat wil ik” is dan niet relevant meer. Dat antwoord wordt dan centraal genegeerd.
De eerste vraag n.a.v. het Basisinkomen zou hier denk ik moeten zijn: welke samenleving willen we vormgeven? (3)
Als de vraag om het Basisinkomen niet gesteld kan worden aan de huidige gemeenschap, hoe dan wel?
Het kan niet anders dan dat deze vraag bij ons zelf begint, “wie ben ik, wat wil ik”. Daar kan ook een gemeenschap uit ontstaan, klein om te beginnen, maar het kan daarna heel snel gaan als zo’n gemeenschap eenmaal zichtbaar wordt. Wanneer ik vanuit mijn wil mij in mijn leefomgeving, groot of klein, verbind met hen, die mij omringen en mèt hen actief vormgeef aan een gemeenschap welke ìk wil en die daarna op deze wijze door een ‘wij’ wordt gewild en herkend, dan ga ik automatisch associaties aan met mijn medemens, door op de een of andere wijze deel te nemen in de maatschappelijke activiteiten van de ander. Het associatief denken kan zich zo ontwikkelen naast- en uiteindelijk in plaats van het concurrentieel denken, waar de één zijn dood de ander zijn brood is en waar voor mij als consument geldt, dat ik voor het laagst mogelijke bedrag (mijn laagst mogelijke bijdrage aan de ander z’n bestaansgrond) de beste ‘kwaliteit’ eis, en anders die ander onverbiddelijk de rug toekeer. Heel gewoon op dit moment, immers waarom een euro betalen voor iets wat elders 75 eurocent kost. Eigenbelang. Punt. Dat is concurrentieel, anti-verbindend, aan z’n lot overlatend; het is zoals onze gemeenschap nu geheel als vanzelfsprekend functioneert en precies dáárvan plukken we in dit tijdsgewricht nu de uiterst wrange vruchten en zonder dat er uitzicht is op mogelijke ‘verbeteringen’, omgekeerd, redenen tot hoop op betere tijden is eigenlijk niet te bespeuren. ‘Het systeem is verrot’ en dergelijke uitspraken kan je regelmatig lezen en horen. Bij dìt systeem gaan we een ongehoord hoge tol betalen, als je hier een Basisinkomen van verlangt. Dat spreekt in feite voor zichzelf.
Associatieve economie is de economie van de toekomst, van de bevrijding van de mens. Niet omdat het een ideologie vertegenwoordigt, in tegendeel, het geeft de normale menselijke levenspraktijk feitelijk weer. Het huidige systeem is daarvan het draconische tegenbeeld, het heeft ons mensen weten te verleiden vanuit vaak onbewuste egoïstische motieven, welke als ‘menselijk’ en ‘menselijke natuur’ door middel van psychologische sturing van de bovenste plank werden voorgesteld.
Associatieve economie is associatieve samenwerking, ook met maatschappelijke middelen, waarin deze middelen ter beschikking staan en blijven staan van de gemeenschap, door de kapitaals- en vermogensvorming zo te neutraliseren, dat kapitaalvorming en vermogensvorming geen doel op zichzelf kan worden. In onze huidige maatschappij wordt dit juist als het ultieme doel beschouwd, zowel zakelijk als privé. Dit is concurrentieel, het systeem kan dan helemaal niet anders leiden dan naar een situatie, waarin één alles heeft en alles afhankelijk is van één. Dat ligt in het systeem besloten. Het lijkt me dat iedereen dit, zonder verder op sociaaleconomisch vlak verstand van zaken te hebben, dit bij nadere beschouwing moet kunnen inzien. Zeker vandaag de dag, want de mens staat nu vlak voor het moment, dat deze situatie, waarin één alles ‘bezit’ en alles afhankelijk is van die één, werkelijkheid wordt.
En let wel, het is òns systeem, al was het maar, omdat we het, gewoonlijk helemaal onbewust, accepteren, omdat we nog steeds ‘hopen’ dat we er zelf beter van kunnen worden, ondertussen als vanzelfsprekend wegkijkend van de talloze slachtoffers onder de medemens, welke ons systeem al decennia gemaakt heeft, ook al speelt zich dit in de wereld af welke wij westerlingen ‘derde wereld’ noemen. De vraag “wie ben ik, wat wil ik” is een roep om zelfbewustzijn. Dit bewustzijn is voorwaarde om een associatieve maatschappij op te bouwen, om aan wils-verbindingen met onze medemens gestalte te geven.
Associatieve economie is geen economisch concept met vaste wetmatigheden, en al helemaal geen keurslijf. Het is in feite niets anders dan een respectvolle omgangswijze, welke steeds opnieuw op een hele persoonlijke manier vorm krijgt en vorm wil krijgen. En het respectvolle schept kwaliteit in de verbinding en geeft vorm aan uitwerkingsmogelijkheden, waarin dit respect zich duurzaam kan ontwikkelen. En zo komen nieuwe sociaaleconomische concepten binnen handbereik, waarin de lange termijn zorg voor de gemeenschap een fundament vindt. Behoefte om economische-, of welke andere motieven dan ook te willen laten overheersen boven andere motieven verstommen hierbij als vanzelf.
Is dit een moeilijk traject?
De grote uitdaging zal hier aanvankelijk zijn om het aangeleerde onmenselijke in denken, ervaren en doen te ontmaskeren en te leren vervangen door hetgeen je zelf wìlt. Associatief denken wordt automatisch associatief handelen, schept daarmee automatisch verbindingen en vele verbindingen scheppen een gemeenschap en vele gemeenschappen een maatschappij. Mèt instituties die we daarin en vandaaruit nodig hebben.
Een associatieve samenleving is een heel gewone samenleving, deze is er altijd geweest in door omstandigheden verschillende verschijningsvormen, maar in dat verleden nog vanuit een vanzelfsprekendheid en niet vanuit een persoonlijk zelfstandig bewustzijn hiervoor. Die ‘oude’ associatieve samenleving kon zich uiteindelijk niet meer handhaven en kwam daarmee in verval, door de opkomst van de technische revolutie en alles wat daarop volgde. Deze revolutie leidt tot nieuwe vraagstukken en nieuwe mogelijkheden en wanneer de mens deze niet mèt voldoende wakker bewustzijn tegemoet kan treden, wordt de mens er in z’n existentie door bedreigt en geknecht. Het ongebreidelde materialisme, in maatschappij – in economie – in onderwijs en wetenschap – in cultuur en religie – etc. en daarmee in het eigen denken, ervaren en handelen en alle daar uit voortkomende menselijke uitingen bedreigt het menselijke in de mens, bedreigt dàt, wat de mens tot mens maakt. En daarmee eveneens de schepping, die we ook hier niet, los kunnen zien van de mensheid zelf.
Een concurrentiële samenleving daarentegen is volkomen abnormaal en zal nooit vanuit zichzelf ontstaan, al was het maar omdat in zo’n samenleving letterlijk geen toekomst kan bestaan. Het is de eindige samenleving, onmenselijk-, antimenselijk-. Het is een kunstmatig en bewust gecreëerde samenleving waarin uiteindelijk geen plaats meer zal zijn voor de mens. De robot zal daar heersen op een wijze, waarop het transhumanisme al lange tijd en in steeds sterkere mate wordt voorbereid en waarvoor de noodzakelijke techniek inmiddels al bijna geheel beschikbaar is gekomen.
Heel onlangs las ik een soort blog, waarnaar deze link (http://www.foodlog.nl/artikel/lidl-jaagt-biologisch-stuipen-op-het-lijf/) verwijst. Het gaat me hier niet om de inhoud van het blog maar om de stellingname, de tendens, de richting. Simplistisch, maar ook kernachtig kan je hier de ‘naakte’ concurrentiële samenleving ervaren.
Gelukkig heb ik ook een link (www.stichtingsleipnir.nl), waarbij je een associatieve samenlevingsontwikkeling kan ontmoeten. En het bijzonder leuke van deze link is, dat velen onder ons zullen zien, dat een verbinding hiermee vanuit de eigen leefomgeving, heel eenvoudig te maken is! Een associatieve gemeenschap kan zich bijzonder snel ontwikkelen en wie weet, als het nog niet zou zijn begonnen, misschien begint het wel vandaag!