Gepubliceerd door: Follow The Money
Nog steeds draait de belastingbetaler op voor het redden van de banken, zoals laatst met de Italiaanse bank Monte dei Paschi. De nasleep van de financiële crisis kent echter niet alleen maar verliezers, zo betoogt gastauteur Matthijs Peters. Accountants zoals Deloitte en KPMG worden door overheden structureel benaderd voor het vormgeven van reddingsplannen van banken, omdat de overheid de expertise zelf niet in huis heeft.
Eind 2015 twitterde de Britse eurocommissaris Jonathan Hill trots dat de tijd dat de belastingbetaler moest boeten voor de fouten van banken ten einde was. Met de inwerkingtreding van het gemeenschappelijk resolutiemechanisme van de Bankenunie zouden bailouts tot de verleden tijd behoren en werd er een systeem van zogenaamde bail-ins geïntroduceerd. Voortaan zouden niet de belastingbetalers, maar de aandeelhouders opdraaien voor de kosten van falende banken. Aan deze illusie kwam snel een eind, toen minder dan een jaar later de Italiaanse bank Monte dei Paschi met bijna 6,6 miljard euro aan publiek geld overeind moest worden gehouden. Het Italiaanse drama toont aan dat de financiële crisis nog altijd een impact heeft op het financiële systeem. Een crisis die honderden miljarden heeft gekost (volgens Eurostat data is zo’n 213 miljard euro aan belastinggeld al permanent verloren gegaan) en grootschalige bezuinigingen en privatiseringen in heel Europa tot gevolg heeft gehad.
The Big Four
De bankencrisis kent echter niet alleen verliezers. Een nieuw rapport van de denktank Transnational Institute (TNI) laat zien dat een kleine groep van financiële consultants en accountancybedrijven honderden miljoenen heeft verdiend met het ontwerpen en uitvoeren van de bankenreddingen. Het rapport, The Bail Out Business, toont aan dat veel van deze bedrijven niet alleen profiteerden van de reddingsprogramma’s, maar zelf ook een aandeel hadden in het veroorzaken van de crisis. Vorig jaar liet TNI al zien dat de Europese privatiseringsindustrie in handen is van een kleine groep consultants, zoals het Amerikaanse Lazard of de ‘Big Four’ accountancy kantoren. Nu blijkt dat veel van deze zelfde bedrijven zich middels soortgelijke tactieken ook in het kader van de bankenreddingen hebben weten te verrijken. Net als tijdens de privatiseringsprogramma’s blijkt echter dat hun adviezen vaak tot miljardenverliezen door nationale overheden hebben geleid.
Financiele consultants en accountancybedrijven hebben honderden miljoenen verdiend met de bankenreddingen
Miljardenverlies
Vorig jaar beschreef ik hier hoe een groep financiële adviseurs tijdens de economische crisis misbruik maakte van overheden en vaak belangenverstrengelingen had in hun adviesfuncties. Hier werd onder andere beschreven hoe de relatief onbekende Amerikaanse financieel adviseur en investeringsbank Lazard Frères & Co de Nederlandse staat verkeerd adviseerde tijdens de nationalisatie van de ABN Amro bank waardoor er voor miljarden aan belastinggeld verloren ging, terwijl de firma miljoenen werd betaald voor een paar dagen werk. Terwijl Lazard was ingehuurd door de Nederlandse staat om op basis van hun financiële expertise de reële waarde van de bank in te schatten, zagen ze tijdens de onderhandelingen een essentiële kostenpost over het hoofd. Dit foutje kostte de staat uiteindelijk 2,3 miljard euro.
Het ABN Amro debacle stond niet op zich en Lazard was betrokken bij veel andere controversiële bankreddingen in de EU, waarbij miljarden aan publiek geld verloren is gegaan. Zo was Lazard ook betrokken bij de mislukte privatisering en daaropvolgende nationalisering van de Spaanse bank Bankia. Bankia moest in 2011 door de Spaanse staat gered worden met tussen de 23 en 46 miljard euro aan publiek geld. Voorafgaand aan deze redding had Lazard 16,4 miljoen euro aan contracten toegekend gekregen, die goedgekeurd waren door Bankia directeur en voormalig Lazard medewerker Rodrigo Rato. Rato bleek in die periode 6,1 miljoen euro gestort te hebben gekregen van Lazard op een offshore bankrekening. Ondanks de lucratieve adviesfunctie van Lazard, die het dus op een dubieuze manier had verworven, ging Bankia hopeloos ten onder. Onlangs is Rato, tevens ex-directeur van het Internationaal Monetair Fonds, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4,5 jaar voor andere frauduleuze praktijken bij Bankia.
Goedkeuring van incorrecte jaarverslagen
Een andere geruchtmakende speler tijdens de redding van Bankia was het ‘Big Four’ bedrijf Deloitte, de grootste van de vier. Toen de bank naar de beurs ging, in juli 2011, waarbij kleine investeerders werd aangemoedigd aandelen te kopen, had Deloitte incorrecte jaarverslagen van de bank goedgekeurd, die het zelf in de rol van financieel adviseur had helpen opstellen. Op deze manier wist Bankia miljardenverliezen weg te moffelen, waardoor investeerders vertrouwen zouden hebben in de beursgang. Terwijl Deloitte uiteindelijk een voor het miljardenbedrijf verwaarloosbare boete kreeg van 12 miljoen euro voor haar rol in de val van Bankia, verloren honderdduizenden Spanjaarden hun investeringen en leed de Spaanse staat uiteindelijk een verlies van minstens 16 miljard euro. Opmerkelijk genoeg werd Deloitte in 2014 wederom door Bankia ingehuurd om de audit te leveren voor haar pensioenfondsen.
“Deloitte, PWC, Ernst & Young en KMPG vormen een de facto oligopolie”
De rol van Deloitte voorafgaand aan de redding van Bankia is exemplarisch voor de rol die de Big Four kantoren hebben gespeeld voor en tijdens de crisis. De vier firma’s vormen een de facto oligopolie wat betreft audits voor banken en beursgenoteerde bedrijven. Terwijl de kantoren worden geacht objectieve waarnemingen te doen van de financiële cijfers van bedrijven, ten behoeve van de aandeelhouders, blijkt dit lang niet altijd het geval. De Big Four hebben vaak hechte banden met hun cliënten, die tevens hun inkomsten verzorgen. Bovendien waren deze bedrijven tijdens en voor de crisis niet alleen werkzaam als auditors bij banken, maar leverden ze vaak ook financieel advies en andere diensten. Dit heeft herhaaldelijk geleid tot belangenverstrengelingen en uiteindelijk grote publieke verliezen. Zo moest het Verenigd Koninkrijk met 23 miljard euro Lloyds Banking Group redden nadat het de HBOS bank had overgenomen, waarvan KPMG jarenlang een extreem risicovol beleid had goedgekeurd. Het gebrek aan nauwkeurigheid in de audits van KPMG was niet geheel onbegrijpelijk, gezien het feit dat het bedrijf aan audit- en consultancydiensten in vijf jaar tijd een kleine 120 miljoen euro had opgestreken.
Gangbare praktijken
De voorbeelden van falende banken na het ontvangen van adviesdiensten en goedgekeurde audits door de Big Four zijn talloos en door heel Europa zijn soortgelijke casussen te vinden. Af en toe zijn de bedrijven na afloop van de schandalen beboet, maar meestal gingen ze vrijuit. Zo werd Ernst & Young aangeklaagd door de Ierse staat nadat het jarenlang een oogje leek te hebben dichtgeknepen terwijl de directeuren van de Anglo Irish Bank geld overmaakten van de bank naar persoonlijke rekeningen. Een affaire die uiteindelijk leidde tot de nationalisatie van de bank en een miljardenverlies voor de Ierse burgers. Desalniettemin werd Ernst & Young vrijgesproken omdat de rechter claimde dat de verantwoordelijkheid voor het leveren van juiste gegevens slechts bij de bank lag, ondanks het feit dat hij het onbegrijpelijk vond dat de boekhouding ooit was goedgekeurd. Alsof er niets gebeurd was huurde de Ierse overheid later Ernst & Young weer in als auditor van de vastgoedtak van dezelfde bank, waar het in twee jaar tijd 22 miljoen euro verdiende.
Het redden van banken of het vormen van crisisbeleid vergt specifieke expertise
Het is niet vreemd dat overheden zich keren tot private financiële experts wat betreft complexe financiële vraagstukken. Het redden van banken of het vormen van crisisbeleid vergt specifieke expertise die overheden nu eenmaal niet snel in huis hebben. Het blijkt echter dat de groep financiële experts die ingehuurd wordt slechts bestaat uit een zeer select gezelschap en dat belangenverstrengelingen eerder de regel dan uitzondering zijn. Dit geldt echter niet slechts voor de Big Four bedrijven. In het onderzoeksrapport van het Transnational Institute worden alle private actoren die ten grondslag liggen aan de ‘bail out business’, zoals vermogensbeheerders Blackrock en Pimco en financieel adviseurs Oliver Wyman en Alvarez & Marsal, uitvoerig besproken.
Overheden zijn afhankelijk
Met de Brexit in aantocht vormen de complexe juridische en economische vraagstukken de perfecte voedingsbodem voor nieuwe overheidsopdrachten voor de crisisconsultants. Onder andere de Big Four bedrijven zijn al door de Britse overheid benaderd voor hun ‘noodzakelijke skills en expertise’. Aangezien de crisisconsultants voornamelijk Angelsaksische bedrijven zijn, zullen de ECB en Europese lidstaten na de Brexit aangewezen zijn op het advies van non-EU actoren in het opstellen van financieel beleid. Dit geldt ook voor de ‘Grote Drie’ van Amerikaanse private kredietbeoordelaars, Moody’s, Fitch en Standard & Poor’s, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de kredietbeoordeling van nagenoeg de gehele Europese Unie. Door de afhankelijkheid van dergelijke dominante private actoren zijn Europese overheden kwetsbaar en kan er makkelijk misbruik van ze worden gemaakt.
Gezien het feit dat de financiële sector een belangrijke publieke functie vervult, zou het toezicht hierop moeten worden uitgevoerd door publieke en aan democratische controle onderhevige toezichthouders. De talloze casussen van belangenverstrengeling tonen aan dat het huidige systeem, waarin zogenaamd objectieve toezichthouders en boekhouders worden betaald door haar opdrachtgever, niet kan werken. Over een mogelijke Europese publieke kredietbeoordelaar wordt al langer gepraat, maar helaas geldt dit niet voor de auditbedrijven. De EU heeft in de afgelopen jaren wel getracht wetgeving in te voeren dat de dominantie en belangenverstrengelingen door onder andere de auditbedrijven moet inperken. Zoals kon worden verwacht werd hier echter hevig tegen gelobbyd, waardoor uiteindelijke wetgeving een erg verzwakte versie van de oorspronkelijke bedoelingen reflecteert.
De hechte verwantschap tussen de top van het bedrijfsleven en politici draagt wellicht bij aan het huidige klimaat van baantjeshoppen
Het is de vraag waarom grote bedrijven ondanks een geschiedenis van falend advies toch telkens weer worden ingehuurd door overheden en andere publieke instanties. Wellicht heeft de hechte verwantschap tussen de top van het bedrijfsleven en politici, waarbij banen vaak met elkaar worden uitgewisseld, hiermee te maken. Bovendien ontbreekt het vaak aan alternatieven. Wat betreft de toenemende afhankelijkheid van een kleine groep financiële consultants door nationale overheden lijkt er vooralsnog weinig actie te worden ondernomen. Hier dient meer aandacht aan te worden besteed en wellicht kan het rapport van TNI hieraan bijdragen.