Hoe bestaat het, dat uitgerekend Aung San Suu Kyi – moreel, sereen en ook nog onderscheiden met een Nobelprijs voor de Vrede – dit kan doen? Hoe kan het dat ze als premier werkeloos toeziet terwijl het leger, geholpen door lokale boeddhistische milities, naar verluidt honderden Rohingya-moslims afslacht in de deelstaat Rakhine? Dat is ongeveer de strekking van veel commentaren in de mainstream media in de afgelopen weken.
Het is moeilijk om te weten wat er zich precies afspeelt in Rakhine, want buitenlandse waarnemers worden er niet toegelaten. Maar het schijnt allemaal begonnen te zijn met aanvallen van een gewapende Rohingya-groepering op politieposten. Sindsdien zijn honderdduizenden Rohingya’s van Birma naar Bangladesh gevlucht, wat het niet onaannemelijk maakt dat het Birmese leger inderdaad een nietsontziende campagne heeft ingezet tegen de minderheid die het niet als inheems beschouwt. Ondertussen heeft de Birmese premier er lange tijd het zwijgen toe gedaan en nu ze er wel op ingegaan is, is de kritiek dat ze veel te weinig heeft gezegd. Het gaat niet om zomaar een premier, maar om Aung San Suu Kyi, persoonlijke vriend van Bono en Obama en “een internationaal symbool van vreedzaam verzet”.
Vandaar het oorverdovende, woedende ongeloof dat nu uitgezonden wordt door de groten van deze wereld. Het Pakistaanse meisje Malala Yousafzai veroordeelde de “tragische en beschamende behandeling” van de Rohingya, om er aan toe te voegen: “Ik wacht nog altijd op mijn mede Nobelprijswinnaar Aung San Suu Kyi om hetzelfde te doen.” De Zuid-Afrikaanse anti-apartheid-activist Desmond Tutu deed ook een duit in het zakje met een vermanende brief aan zijn “geliefde zuster”: “Als de politieke prijs voor het opklimmen naar het hoogste ambt in Myanmar je stilte is, dan is de prijs toch zeker te hoog.”
En dan zijn er nog de talloze columns met de strekking “Ik ben diep teleurgesteld in je” en zelfs een petitie die oproept tot het intrekken van haar Nobelprijs, waarbij niet alleen het lot van de Rohingya’s wordt aangehaald, maar ook, hou je vast, een “raciaal oninvoelende opmerking” die ze in 2013 maakte tegenover een islamitische interviewer van de BBC: “Uit de mond van een democratische held, is één racistische uitlating er één te veel. Het vernietigt de democratische waarden dat verschillen van overtuigingen respecteert (sic).”
Maar het geweeklaag over Aung San Suu Kyi – gevallen idool, in zonde gevallen heilige, kolossale morele teleurstelling – getuigt zelf van een fundamenteel probleem met de manier waarop velen tegenwoordig het wereldgebeuren benaderen. Maar al te vaak worden kwesties namelijk gereduceerd tot een strijd tussen goeden en slechteriken, alsof de drijvende krachten achter de conflicten en worstelingen in de wereld herleid kunnen worden tot de morele kwaliteiten van specifieke individuen. Als gevolg van dit wereldbeeld verdwijnen het complexe samenstel van lokale situaties en de materiële krachten die in het spel zijn – op sociaal, (geo)politiek en economisch gebied – volstrekt uit beeld. Het enige dat er nog toe doet is de schijnbare kwaad- of goedaardigheid van individuele leiders.
We hebben er getuige van kunnen zijn, hoe deze oppervlakkige, kinderlijke benadering van het wereldgebeuren een belangrijke bijdrage leverde aan de desastreuze militaire interventies tegen diverse internationale schurken, van Saddam Hoessein tot kolonel Khadaffi; we hebben ook kunnen zien hoe internationale helden boven iedere kritiek werden verheven, van Nelson Mandela tot de meest absurde winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede van allemaal, Barack Obama. En nu krijgen we dan ook te zien hoe het vastloop op de klippen van Aung San Suu Kyi’s afdaling uit de ivoren toren van haar huisarrest naar het vuile-handenwerk van de actieve politiek.
In de afgelopen twee decennia is Aung San Suu Kyi op het schild geheven, gevierd en bijkans heilig verklaard in het Westen als geen ander sinds Nelson Mandela. Dit had niet zoveel te maken met wat ze deed – ze stond immers met korte tussenpauzen sinds 1989, slechts een jaar na het mede-oprichten van haar partij, onder huisarrest. Haar morele verheffing in de ogen van internationale waarnemers had veeleer juist met haar afstand tot de politiek te maken, in het bijzonder de despotische politiek van de Birmese militaire junta. Het betekende dat ze betrokken was, als slachtoffer van intolerantie en onderdrukking, maar volstrekt onbezoedeld. En als zodanig kon ze uitgroeien tot een symbool, ze werd het vat waarin gemeenplaatsen met het zegel van de VN over mensenrechten en democratie leeggegoten konden worden. Ze was in de internationale perceptie niet zozeer een werkelijke persoon met concrete standpunten en ambities, wat maar goed was ook aangezien maar weinigen haar werkelijke politieke standpunten kenden, ze veel meer een culturele metafoor, een beeldspraak voor alles dat als vanzelfsprekend deugdzaam gezien wordt.
Wie het over Aung San Suu Kyi had, had het over een held van de democratie, een stoïcijns slachtoffer van de tirannie en een elegante belofte van mensenrechten. Zo ging de symbolische Aung San Suu Kyi een eigen leven leiden in de internationale cultuur, los gezongen van de werkelijke Aung San Suu Kyi. Er werden zelfs toneelstukken aan gewijd en ze werd het voorwerp van Hollywood-films, eerst zijdelings in John Boormans film Beyond Rangoon en later centraal in Luc Bessons hagiografie The Lady. Ze kreeg zelfs haar eigen U2-liedje, ‘Walk on’.
Maar sinds Aung San Suu Kyi in 2010 van haar huisarrest ontheven werd en weer als een echte politieke speler op het toneel verscheen, is die kinderlijke voorstelling van Aung San Suu Kyi als een soort messiasfiguur, die lijdt voor de zonden van de tirannen, om nog maar te zwijgen van de promotiecampagnes van Amnesty International, steeds moeilijker overeind te houden gebleken. Sinds ze in 2012 in het parlement gekozen werd en in 2015 met haar partij een grote verkiezingsoverwinning behaalde, is de verwachting dat Aung San Suu Kyi een ontzettend goede, ontzettend deugdzame leider van Birma zou worden, in aanraking gekomen met de realiteit van Aung San Suu Kyi als politica.
Verre van de dromen van Bono en de mainstream-commentators te realiseren en van Birma de mondiale hoofdstad van de mensenrechten en het kapitalisme met een menselijk gezicht te maken, heeft ze die dromen veeleer de bodem ingeslagen, gefrustreerd en belachelijk gemaakt. Vanaf het begin heeft ze geweigerd in te gaan op de berichten van misdaden door het leger tegen burger in het etnische conflict in de deelstaat Kachin; koos ze de zijde van het grootkapitaal door een kopermijn-bedrijf te steunen dat beschuldigd werd van het onteigenen van het land van talloze verarmde boeren; en liet ze het leger zijn gang gaan in het steeds weer opflakkerende conflict met de Ronhingya-minderheid.
Niets van dit alles had echter een schok hoeven zijn. Ten eerste kwam Aung San Suu Kyi’s terugkeer op het politieke toneel tussen 2010 en 2012 niet ondanks de militaire junta die Birma al sinds 1962 met harde hand regeert, maar veeleer in samenwerking daarmee tot stand. Haar vrijlating en politieke opkomst maakten het Birma immers mogelijk een liberaliserende indruk te maken op de wereld en te lobbyen voor ontspanning in het regime van internationale sancties waardoor het land uit het isolement zou kunnen komen dat de grondstofrijke natie al zo lang arm houdt. In 2008 was al duidelijk dat de militaire heersers van Birma zich voorbereidden op beëindiging van Aung San Suu Kyi’s huisarrest, toen schreven ze namelijk een nieuwe grondwet die het haar (of om iemand met een echtgenoot of kinderen met een buitenlandse nationaliteit, wat gezien haar Britse man en kinderen op hetzelfde neerkomt) onmogelijk maakt president te worden, het leger een kwart van de parlementszetels garandeert en, belangrijker, de belangrijkste overheidsinstellingen en departementen – binnenlandse veiligheid, grenzen en militaire aangelegenheden – onder controle van het leger plaatste en de budgetten ervoor onttrok aan publieke toetsing, ongeacht wie de regering vormt. Grote en cruciale delen van de staat zijn met andere woorden nog altijd onder controle van het leger en niet van politici als Aung San Suu Kyi. Waaronder ook die delen van de staat die verantwoordelijk zijn voor de “legitieme aanwending van geweld” tegen de Rohingya’s.
Dus nog afgezien van Aung San Suu Kyi’s eigen politieke en morele overtuigingen – en antipathie tegen de Rohingya-moslims, die als Bengali’s en dus niet als burgers gezien worden, is haar zeker niet vreemd – is het politieke terrein waarop zij opereert vergeven van de compromissen, tactische overwegingen en belangrijke militaire obstakels. Ze opereert niet als een heilige, maar ook niet als een schurk. Ze opereert als een politica. De demonisering van Aung San Suu Kui en de pathetische oproepen om haar Nobelprijs voor de Vrede terug te vorderen, als een kind dat op een verjaardagspartijtje zijn cadeau terug wil nadat het het spel verloren heeft, zijn even dwaas als haar idealisering en quasi-heiligverklaring eerder waren. Zoals ze het zelf zei in 2013: “Ik ben ook maar een politica. Ik ben niet bepaald een Margaret Thatcher, nee. Maar aan de andere kant ben ik ook geen Moeder Teresa.”
Daarom is de internationale reactie op de crisis in Birma, waarin het gezien wordt als het morele falen van een persoon die ooit als voorbeeld voor de mensheid gevierd werd, zo oppervlakkig en gevaarlijk. Het is oppervlakkig omdat het suggereert dat Aung San Suu Kyi alleen maar even hoeft te doen wat juist is (wat dat ook moge zijn), ongeacht het feit dat haar manoeuvreerruimte beperkt wordt door het nog altijd machtige leger. En het is gevaarlijk omdat het suggereert dat, als Aung San Suu Kyi niet het vat van mensenrechten en democratie is waarvoor ze gehouden werd, de zogenaamde internationale gemeenschap als distributeur van democratie en mensenrechten in haar plaats moet handelen. Zo wordt er nu gesproken over het herstellen van Birma’s isolement door opnieuw sancties op te leggen. Die sancties zouden natuurlijk weinig betekenen in het verbeteren van het lot van de Rohingya’s, maar ze zouden wel de gehele Birmese bevolking treffen, en bovendien eerder averechts werken, omdat ze de militaire junta eerder nog vastberadener en hardhandiger zouden maken om zo zijn positie te kunnen handhaven en onvrede onder de bevolking te onderdrukken.
Voor wie het maar niet af kan leren om de wereldpolitiek in termen van reddende engelen en demonen te bekijken, zal het moeilijk te vatten zijn, maar de oplossingen voor de problemen en verdeeldheid van Birma kunnen alleen van de Birmezen zelf komen, met of zonder Aung San Suu Kyi.
Door: JONATHAN VAN TONGEREN
Hoe bestaat het, dat uitgerekend Aung San Suu Kyi – moreel, sereen en ook nog onderscheiden met een Nobelprijs voor de Vrede – dit kan doen? Hoe kan het dat ze als premier werkeloos toeziet terwijl het leger, geholpen door lokale boeddhistische milities, naar verluidt honderden Rohingya-moslims afslacht in de deelstaat Rakhine? Dat is ongeveer de strekking van veel commentaren in de mainstream media in de afgelopen weken.
Het is moeilijk om te weten wat er zich precies afspeelt in Rakhine, want buitenlandse waarnemers worden er niet toegelaten. Maar het schijnt allemaal begonnen te zijn met aanvallen van een gewapende Rohingya-groepering op politieposten. Sindsdien zijn honderdduizenden Rohingya’s van Birma naar Bangladesh gevlucht, wat het niet onaannemelijk maakt dat het Birmese leger inderdaad een nietsontziende campagne heeft ingezet tegen de minderheid die het niet als inheems beschouwt. Ondertussen heeft de Birmese premier er lange tijd het zwijgen toe gedaan en nu ze er wel op ingegaan is, is de kritiek dat ze veel te weinig heeft gezegd. Het gaat niet om zomaar een premier, maar om Aung San Suu Kyi, persoonlijke vriend van Bono en Obama en “een internationaal symbool van vreedzaam verzet”.
Vandaar het oorverdovende, woedende ongeloof dat nu uitgezonden wordt door de groten van deze wereld. Het Pakistaanse meisje Malala Yousafzai veroordeelde de “tragische en beschamende behandeling” van de Rohingya, om er aan toe te voegen: “Ik wacht nog altijd op mijn mede Nobelprijswinnaar Aung San Suu Kyi om hetzelfde te doen.” De Zuid-Afrikaanse anti-apartheid-activist Desmond Tutu deed ook een duit in het zakje met een vermanende brief aan zijn “geliefde zuster”: “Als de politieke prijs voor het opklimmen naar het hoogste ambt in Myanmar je stilte is, dan is de prijs toch zeker te hoog.”
En dan zijn er nog de talloze columns met de strekking “Ik ben diep teleurgesteld in je” en zelfs een petitie die oproept tot het intrekken van haar Nobelprijs, waarbij niet alleen het lot van de Rohingya’s wordt aangehaald, maar ook, hou je vast, een “raciaal oninvoelende opmerking” die ze in 2013 maakte tegenover een islamitische interviewer van de BBC: “Uit de mond van een democratische held, is één racistische uitlating er één te veel. Het vernietigt de democratische waarden dat verschillen van overtuigingen respecteert (sic).”
Maar het geweeklaag over Aung San Suu Kyi – gevallen idool, in zonde gevallen heilige, kolossale morele teleurstelling – getuigt zelf van een fundamenteel probleem met de manier waarop velen tegenwoordig het wereldgebeuren benaderen. Maar al te vaak worden kwesties namelijk gereduceerd tot een strijd tussen goeden en slechteriken, alsof de drijvende krachten achter de conflicten en worstelingen in de wereld herleid kunnen worden tot de morele kwaliteiten van specifieke individuen. Als gevolg van dit wereldbeeld verdwijnen het complexe samenstel van lokale situaties en de materiële krachten die in het spel zijn – op sociaal, (geo)politiek en economisch gebied – volstrekt uit beeld. Het enige dat er nog toe doet is de schijnbare kwaad- of goedaardigheid van individuele leiders.
We hebben er getuige van kunnen zijn, hoe deze oppervlakkige, kinderlijke benadering van het wereldgebeuren een belangrijke bijdrage leverde aan de desastreuze militaire interventies tegen diverse internationale schurken, van Saddam Hoessein tot kolonel Khadaffi; we hebben ook kunnen zien hoe internationale helden boven iedere kritiek werden verheven, van Nelson Mandela tot de meest absurde winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede van allemaal, Barack Obama. En nu krijgen we dan ook te zien hoe het vastloop op de klippen van Aung San Suu Kyi’s afdaling uit de ivoren toren van haar huisarrest naar het vuile-handenwerk van de actieve politiek.
In de afgelopen twee decennia is Aung San Suu Kyi op het schild geheven, gevierd en bijkans heilig verklaard in het Westen als geen ander sinds Nelson Mandela. Dit had niet zoveel te maken met wat ze deed – ze stond immers met korte tussenpauzen sinds 1989, slechts een jaar na het mede-oprichten van haar partij, onder huisarrest. Haar morele verheffing in de ogen van internationale waarnemers had veeleer juist met haar afstand tot de politiek te maken, in het bijzonder de despotische politiek van de Birmese militaire junta. Het betekende dat ze betrokken was, als slachtoffer van intolerantie en onderdrukking, maar volstrekt onbezoedeld. En als zodanig kon ze uitgroeien tot een symbool, ze werd het vat waarin gemeenplaatsen met het zegel van de VN over mensenrechten en democratie leeggegoten konden worden. Ze was in de internationale perceptie niet zozeer een werkelijke persoon met concrete standpunten en ambities, wat maar goed was ook aangezien maar weinigen haar werkelijke politieke standpunten kenden, ze veel meer een culturele metafoor, een beeldspraak voor alles dat als vanzelfsprekend deugdzaam gezien wordt.
Wie het over Aung San Suu Kyi had, had het over een held van de democratie, een stoïcijns slachtoffer van de tirannie en een elegante belofte van mensenrechten. Zo ging de symbolische Aung San Suu Kyi een eigen leven leiden in de internationale cultuur, los gezongen van de werkelijke Aung San Suu Kyi. Er werden zelfs toneelstukken aan gewijd en ze werd het voorwerp van Hollywood-films, eerst zijdelings in John Boormans film Beyond Rangoon en later centraal in Luc Bessons hagiografie The Lady. Ze kreeg zelfs haar eigen U2-liedje, ‘Walk on’.
Maar sinds Aung San Suu Kyi in 2010 van haar huisarrest ontheven werd en weer als een echte politieke speler op het toneel verscheen, is die kinderlijke voorstelling van Aung San Suu Kyi als een soort messiasfiguur, die lijdt voor de zonden van de tirannen, om nog maar te zwijgen van de promotiecampagnes van Amnesty International, steeds moeilijker overeind te houden gebleken. Sinds ze in 2012 in het parlement gekozen werd en in 2015 met haar partij een grote verkiezingsoverwinning behaalde, is de verwachting dat Aung San Suu Kyi een ontzettend goede, ontzettend deugdzame leider van Birma zou worden, in aanraking gekomen met de realiteit van Aung San Suu Kyi als politica.
Verre van de dromen van Bono en de mainstream-commentators te realiseren en van Birma de mondiale hoofdstad van de mensenrechten en het kapitalisme met een menselijk gezicht te maken, heeft ze die dromen veeleer de bodem ingeslagen, gefrustreerd en belachelijk gemaakt. Vanaf het begin heeft ze geweigerd in te gaan op de berichten van misdaden door het leger tegen burger in het etnische conflict in de deelstaat Kachin; koos ze de zijde van het grootkapitaal door een kopermijn-bedrijf te steunen dat beschuldigd werd van het onteigenen van het land van talloze verarmde boeren; en liet ze het leger zijn gang gaan in het steeds weer opflakkerende conflict met de Ronhingya-minderheid.
Niets van dit alles had echter een schok hoeven zijn. Ten eerste kwam Aung San Suu Kyi’s terugkeer op het politieke toneel tussen 2010 en 2012 niet ondanks de militaire junta die Birma al sinds 1962 met harde hand regeert, maar veeleer in samenwerking daarmee tot stand. Haar vrijlating en politieke opkomst maakten het Birma immers mogelijk een liberaliserende indruk te maken op de wereld en te lobbyen voor ontspanning in het regime van internationale sancties waardoor het land uit het isolement zou kunnen komen dat de grondstofrijke natie al zo lang arm houdt. In 2008 was al duidelijk dat de militaire heersers van Birma zich voorbereidden op beëindiging van Aung San Suu Kyi’s huisarrest, toen schreven ze namelijk een nieuwe grondwet die het haar (of om iemand met een echtgenoot of kinderen met een buitenlandse nationaliteit, wat gezien haar Britse man en kinderen op hetzelfde neerkomt) onmogelijk maakt president te worden, het leger een kwart van de parlementszetels garandeert en, belangrijker, de belangrijkste overheidsinstellingen en departementen – binnenlandse veiligheid, grenzen en militaire aangelegenheden – onder controle van het leger plaatste en de budgetten ervoor onttrok aan publieke toetsing, ongeacht wie de regering vormt. Grote en cruciale delen van de staat zijn met andere woorden nog altijd onder controle van het leger en niet van politici als Aung San Suu Kyi. Waaronder ook die delen van de staat die verantwoordelijk zijn voor de “legitieme aanwending van geweld” tegen de Rohingya’s.
Dus nog afgezien van Aung San Suu Kyi’s eigen politieke en morele overtuigingen – en antipathie tegen de Rohingya-moslims, die als Bengali’s en dus niet als burgers gezien worden, is haar zeker niet vreemd – is het politieke terrein waarop zij opereert vergeven van de compromissen, tactische overwegingen en belangrijke militaire obstakels. Ze opereert niet als een heilige, maar ook niet als een schurk. Ze opereert als een politica. De demonisering van Aung San Suu Kui en de pathetische oproepen om haar Nobelprijs voor de Vrede terug te vorderen, als een kind dat op een verjaardagspartijtje zijn cadeau terug wil nadat het het spel verloren heeft, zijn even dwaas als haar idealisering en quasi-heiligverklaring eerder waren. Zoals ze het zelf zei in 2013: “Ik ben ook maar een politica. Ik ben niet bepaald een Margaret Thatcher, nee. Maar aan de andere kant ben ik ook geen Moeder Teresa.”
Daarom is de internationale reactie op de crisis in Birma, waarin het gezien wordt als het morele falen van een persoon die ooit als voorbeeld voor de mensheid gevierd werd, zo oppervlakkig en gevaarlijk. Het is oppervlakkig omdat het suggereert dat Aung San Suu Kyi alleen maar even hoeft te doen wat juist is (wat dat ook moge zijn), ongeacht het feit dat haar manoeuvreerruimte beperkt wordt door het nog altijd machtige leger. En het is gevaarlijk omdat het suggereert dat, als Aung San Suu Kyi niet het vat van mensenrechten en democratie is waarvoor ze gehouden werd, de zogenaamde internationale gemeenschap als distributeur van democratie en mensenrechten in haar plaats moet handelen. Zo wordt er nu gesproken over het herstellen van Birma’s isolement door opnieuw sancties op te leggen. Die sancties zouden natuurlijk weinig betekenen in het verbeteren van het lot van de Rohingya’s, maar ze zouden wel de gehele Birmese bevolking treffen, en bovendien eerder averechts werken, omdat ze de militaire junta eerder nog vastberadener en hardhandiger zouden maken om zo zijn positie te kunnen handhaven en onvrede onder de bevolking te onderdrukken.
Voor wie het maar niet af kan leren om de wereldpolitiek in termen van reddende engelen en demonen te bekijken, zal het moeilijk te vatten zijn, maar de oplossingen voor de problemen en verdeeldheid van Birma kunnen alleen van de Birmezen zelf komen, met of zonder Aung San Suu Kyi.