29-08-18 07:12:00,
Midden jaren negentig begon ik met doceren. Tijdens een van de eerste colleges politieke filosofie die ik mocht verzorgen, keek ik onverwacht aan tegen de breed lachende gezichten van drie twintigers die zich hadden getooid in zwarte T-shirtjes waarop ‘Taxation is slavery’ stond. Het was bedoeld als provocatie. Lekker een beginnend docentje van die linkse faculteit der wijsbegeerte van de Universiteit van Amsterdam pesten.
In het libertaristische universum dat zij bewoonden, is geen plaats voor sentimenteel geneuzel over solidariteit en herverdeling. Succes is eigen verdienste. En wie pech heeft kan hoogstens aanspraak maken op filantropie, niet op verplichte steun door het collectief in de vorm van bijstand of basisinkomen. Dat volgt logisch uit de premisse van absolute eigendomsrechten van het libertarisme.
Ik zag ze tijdens de debatten die volgden volop genieten van hun eigen hardvochtige logica en van de geschokte gezichten van medestudenten die er anders over dachten maar dat minder eloquent konden verwoorden. Er zat en zit nu eenmaal een hoop erotische energie in het épater le bourgeois gauche dat zij praktiseerden. Niets zo leuk als de gutmensch, zoals het later ging heten, op de kast jagen door hem om de oren te slaan met standpunten die haaks staan op wat hij voor vanzelfsprekend houdt.
De lust is recht evenredig aan de omvang van de consensus. Hoe meer mensen iets vinden, hoe lekkerder het is om een contrair standpunt in te nemen. Daaraan dacht ik toen ik zondag de minister van Economische Zaken bij Zomergasten zag. Het bood wat mij betreft een onthutsend kijkje in het wereldbeeld van een VVD-politicus. Wat doe je als je door de progressieve VPRO wordt gevraagd een avondvullend programma samen te stellen? Je kiest fragmenten waarvan je vermoedt dat ze zo veel mogelijk indruisen tegen het linkse levensgevoel van de kijker. En daar ging het mis.
Want wat zegt het over je als je meent je publiek te moeten schofferen met een fragment uit Milton Friedmans televisieserie Free to Choose? Waarin de aanvoerder van de Chicago Boys aan de hand van een potlood laat zien van hoeveel anonieme anderen wij in een markteconomie afhankelijk zijn voor ogenschijnlijk simpele goederen, om af te sluiten met de claim dat vrijhandel ons vrede en harmonie heeft gebracht?