Het Lichtgebed
Nieuwsbrief over Antroposofie
Beste vrienden,
Gedurende deze dagen wordt de zon zwakker en worden de nachten langer, zodat duisternis en somberheid overheersen. Veel mensen worden wat depressief. Dit is ook een van de redenen voor de kerststress die elk jaar regelmatig terugkeert, ondanks de goede voornemens van het jaar ervoor.
Tot het echte kerstlicht komt, is er de overgang waar licht en duisternis elkaar ontmoeten in de kleuren. Dienovereenkomstig staat er in het adventsepistel van de Mensenwijdingsdienst: “Het schijnsel van de zonnewagen, de gloed van de kleurenboog die de hemel omspant”. ( Over de seizoensgebeden of epistels van de Mensenwijdingsdienst heeft Günther Dellbrügger een prachtig boek geschreven: “Im Herzland”, Urachhaus Verlag). Het geestelijk voorgevoel dat de Advent in zich draagt, wil begrepen en gevoeld worden: “Het voorgevoel behoort tot de meest weldadige gevoelens van de menselijke ziel” (GA 113, 30.8.1909). Dus is het deze weldaad die tijdens de Advent gestalte kan krijgen.
In de Klasse-uren is het vergelijkbaar wat de kleuren betreft. Wanneer de geestesleerling in de loop van 16 uur de duisternis van het aardse bestaan langzaam en geleidelijk heeft overwonnen en het ontkiemende geestelijke licht begint te voelen, dan komen in het 17e uur de schitterende spreuken over de regenboog (GA 270, 5.7.1924). Dan wordt in het 19e uur het geestelijke licht ontstoken.
In het Klasse-uur en in de mensenwijdingsdienst is het niet de fysiek zichtbare regenboog, maar veeleer de kleurenboog die ontstaat wanneer de duisternis van ons zintuiglijk bestaan het licht van de Geest ontmoet. Zoals Christus zegt bij de genezing van de blindgeborene: “Ik ben in deze wereld gekomen om te beslissen of zij die niet zien, zullen zien en zij die zien, blind zullen worden” (Johannes 9:39). Deze paradoxale toespraak heeft alleen zin omdat zij verwijst naar het geestelijke licht, in tegenstelling waarmee onze fysieke wereld duisternis is. Vanuit het geestelijke licht gezien, zijn wij allen blind geboren en hebben genezing nodig. De eerste stap is dat we ons bewust worden van onze eigen geestelijke blindheid.
Het is niet alleen zo in de wereld en buiten ons, maar het is ook zo in ons. Ons eigen etherische lichaam, dat van nature een zuiver lichtlichaam was en ook weer een zuiver lichtlichaam moet worden, is door de geest der duisternis, door Ahriman, zo verduisterd, dat wij het etherische licht niet meer kunnen zien, maar alleen het uiterlijke licht nog kunnen waarnemen.
In die zin heeft de Opgestane zijn meer intieme leerlingen een gebed van licht geleerd, dat Rudolf Steiner voor onze tijd heeft overgeleverd in de volgende woorden:
“O, gij machten, laat mij bewust in licht vanuit het licht blikken op de processen van mijn eigen lichtlichaam en verminder, neem weg de macht en kracht van de ahrimanische krachten die mij verduisteren en verhullen de processen in mijn eigen lichtlichaam! Laat me bewust vanuit het licht mijn eigen licht aanschouwen! Laat mij vanuit het licht bewust het licht aanschouwen, en neem weg de machten die mij verhinderen vanuit het licht het licht te zien” (GA 165, 2.1.1916).
Hartelijke groeten Friedwart Husemann
–
–
–
Originele (Duitse) tekst:
Das Lichtgebet
Rundbrief zur Anthroposophie
Liebe Freunde
In diesen Tagen wird die Sonne schwächer und die Nächte werden länger, sodass Dunkelheit und Finsternis überwiegen. Viele Menschen werden etwas depressiv. Das ist auch einer der Gründe für den Weihnachtsstress, der jedes Jahr regelmäßig wieder kommt, trotz der guten Vorsätze, die man sich im vorigen Jahr gemacht hatte.
Bis das wirkliche Weihnachtslicht kommt, gibt es den Übergang, wo Licht und Finsternis sich in den Farben begegnen. Entsprechend heißt es in der Adventsepistel der Menschenweihehandlung: „Das Glänzen des Sonnenwagens, Das Leuchten des Farbenbogens, der den Himmel umspannt“. (Über die Jahreszeitengebete oder Episteln der Menschenweihehandlung hat Günther Dellbrügger ein wunderbares Buch geschrieben: „Im Herzland“, Urachhaus Verlag). Die Geistesahnung, die der Advent in sich birgt, will verstanden und empfunden sein: „Die Ahnung gehört zu den allerwohltätigsten Gefühlen der Menschenseele“ (GA 113, 30.8.1909). Also diese Wohltat gilt es, im Advent zu gestalten.
In den Klassenstunden ist es im Hinblick auf die Farben ähnlich. Wenn der Geistesschüler im Laufe von 16 Stunden die Finsternis des Erdenseins langsam und schrittweise überwunden hat und das keimende Geisteslicht zu spüren beginnt, dann kommen in der 17. Stunde die wunderschönen Sprüche über den Regenbogen (GA 270, 5.7.1924). In der 19. Stunde wird dann das Geisteslicht entzündet.
In der Klassenstunde und in der Menschenweihehandlung ist es nicht der physisch sichtbare Regenbogen, sondern es ist derjenige Farbenbogen, der sich ergibt, wenn die Finsternis unseres Sinnendaseins sich begegnet mit dem Licht des Geistes. So wie Christus es bei der Heilung des Blindgeborenen ausspricht: „Ich bin in diese Welt gekommen zur Entscheidung darüber, ob diejenigen, die nicht sehen, sehend werden, und diejenigen, die sehend sind, blind werden“ (Johannes 9, 39). Diese paradoxe Rede hat nur dadurch einen Sinn, dass das geistige Licht gemeint ist, demgegenüber unsere physische Welt eine Finsternis ist. Vom geistigen Licht her betrachtet sind wir alle Blindgeborene, die der Heilung bedürfen. Der erste Schritt ist, dass wir uns unserer eigenen geistigen Blindheit bewusst werden.
So ist es nicht nur in der Welt und außerhalb von uns, sondern so ist es auch in uns. Unser eigener Ätherleib, der seinem Wesen nach ein reiner Lichtleib war und auch wieder ein reiner Lichtleib werden soll, wurde von dem Geist der Finsternis, von Ahriman, so verdunkelt, dass wir sein ätherisches Licht nicht mehr sehen, sondern nur noch das äußere Licht schauen können.
In diesem Sinne hat der Auferstandene seine intimeren Schülern ein Lichtgebet gelehrt, das Rudolf Steiner für unsere Zeit mit folgenden Worten überliefert hat:
„Oh, ihr Mächte, lasset mich bewusst im Lichte aus dem Licht heraus hinschauen auf die Vorgänge meines eigenen Lichtleibes und dämpfet ab, nehmet weg die Kraft und Macht der ahrimanischen Kräfte, die mir verdunkeln und herabdämmern die Vorgänge im eigenen Lichtleib! Lasset mich bewusst aus dem Lichte mein eigenes Licht schauen! Lasset mich aus dem Lichte bewusst das Licht schauen, und nehmet weg die Mächte, die mich verhindern, aus dem Lichte das Licht zu schauen“ (GA 165, 2.1.1916).
Herzliche Grüße zum Advent Ihr Friedwart Husemann